









Study with the several resources on Docsity
Earn points by helping other students or get them with a premium plan
Prepare for your exams
Study with the several resources on Docsity
Earn points to download
Earn points by helping other students or get them with a premium plan
Community
Ask the community for help and clear up your study doubts
Discover the best universities in your country according to Docsity users
Free resources
Download our free guides on studying techniques, anxiety management strategies, and thesis advice from Docsity tutors
LATEST SAMENVATTING LEVENSLOOP H1-KEIZEN TM 7 - 2023
Typology: Summaries
1 / 16
This page cannot be seen from the preview
Don't miss anything!
Economie gaat over het maken van keuzes (alternatieven tegen elkaar afwegen). Economie gaat over de spanning tussen behoeften en middelen. Consumeren: Het kopen van goederen en diensten door de eindgebruiker. Investeren : Het kopen van goederen en diensten om er verder mee te produceren en winst mee te maken. Schaarste : De spanning tussen oneindige behoeften en beperkte middelen. schaars
Overheidsbijdrage kinderopvang = inkomensafhankelijk : verdienen de ouders een hoog inkomen, dan is de bijdrage van de overheid laag. En andersom.
Besteedbaar inkomen : Inkomen na aftrek van belastingen en premies, inclusief overdrachtsinkomens (bijv. kinderbijslag) Nivellering : Het kleiner worden van de relatieve inkomensverschillen. Denivellering : Het groter worden van de relatieve inkomensverschillen. Degressief stelsel : Waarbij de belastingheffing procentueel daalt, als het inkomen stijgt. Proportioneel stelsel : Waarbij er in verhouding door iedereen evenveel belasting wordt betaald. Progressief belastingstelsel : Waarbij hogere inkomens relatief meer belasting betalen dan de lagere inkomens. Consumeren : Ruilen over de tijd, nu uitgeven of sparen. Sparen is consumptie uitstellen. Lenen is consumptie vervroegen. Keuze tussen sparen of lenen spelen opofferingskosten een rol, deze hangen samen met de tijd. Je moet bijvoorbeeld rente betalen over een lening, en sparen levert geld op door rente. Een ander voorbeeld zijn prijsstijgingen en verwachte prijsstijgingen. Als je doorleert, heb je over de hele levensloop een hoger inkomen. Tijdens de studieperiode investeert de laatverdiener in zijn menselijk kapitaal (kennis + vaardigheden). Hierdoor wordt de verdiencapaciteit later hoog.
Transactiekosten Alle kosten die worden gemaakt om de transactie tot stand te brengen en af te wikkelen. (tijd, geld en moeite) Risico’s transactie groter zijn -> transactiekosten nemen toe. Volledig contract : Alle onvoorziene gebeurtenissen zijn opgenomen in het contract. Risicoaversie Risicomijdend.
Een hekel hebben aan risico, als gevolg van onverwachte nadelige gevolgen -> Het verlangen om risico’s uit te schakelen. -> verzekeren Asymmetrische informatie In de relatie tussen koper en verkoper is er sprake van asymmetrische informatie: de ene partij weet dan meer dan de andere partij. Wapenen tegen asymmetrische informatie -> extra transactiekosten. Als een markt niet goed meer functioneert, is er sprake van marktfalen. Verzekering: Overeenkomst tussen een verzekeraar en een verzekerde waarbij de verzekerde tegen betaling van een premie de garantie krijgt dat een schade aan de verzekerde door de verzekeraar wordt vergoed.
Sociale verzekeringen zijn gebaseerd op solidariteit: de rijke komt op voor de arme, de gezonde voor de zieke, de werkende voor de werkloze. Niemand kan uitgesloten worden van een sociale verzekering, iedereen wordt geaccepteerd. Werknemersverzekeringen De premies voor deze verzekeringen worden betaald door de werkgever. WW: Werkloosheidwet, ZW; ziektewet, WIA: Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (arbeidsongeschiktheid). Volksverzekeringen Volksverzekeringen zijn verplicht voor alle Nederlanders. De uitkering is meestal een vast bedrag. Er zijn vier volksverzekeringen: AOW: Algemene Ouderdomswet, AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, Anw: Algemene Nabestaandenwet, AKW: Algemene Kinderbijslagwet. De i/a-ratio Verhouding tussen inactieven (mensen met een uitkering) en actieven (werkenden) in een land. Een lage I/A is beter. Zorgverzekeringswet (De Zvw) Voor iedereen (Uniform), verplicht basispakket: huisarts, medicijnen, specialisten. Je betaalt een nominale premie aan de verzekeraar en een inkomensafhankelijke premie aan de belastingdienst.
betalen en de agent/werknemer wil juist een zo hoog mogelijk loon. Solidariteit: Saamhorigheid. Met elkaar, voor elkaar. Belang van de groep boven je eigen belang. Mensen die werken betalen voor de inactieven.
De arbeidsmarkt is een abstracte markt (= het geheel van vraag en aanbod van een product. Een abstracte markt kun je niet lijfelijk bezoeken) waar werkgevers personeel vragen (vraag) en werknemers en werkzoekenden zich aanbieden (aanbod = werknemers die een baan hebben, de zelfstandigen en de werklozen). -Concrete markt: Een markt waar je heen kunt om te handelen, bijvoorbeeld vismarkt. Vakbonden (werknemersbonden) en werkgevers(-bonden) onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden van de werknemers en leggen dit vast in een collectieve arbeidsovereenkomst ( cao). In een cao worden in de eerste plaats het loon en de normale arbeidstijd geregeld en daarnaast vakantieregelingen, pensioen, overuren en reiskostenvergoedingen. Inflatie, koopkracht(reële loon) en reële rente Door inflatie (=prijsstijging) daalt de koopkracht van het loon. indexcijfer nominale loon Indexcijfer koopkracht =
een hoger percentage belasting dan de lagere inkomens. Het belastingsysteem is daarom progressief en leidt tot nivellering van inkomens. Het gemiddeld belastingtarief/percentage = loonheffing/brutoloon × 100%. De marginale belastingdruk of het marginaal tarief is gelijk aan het hoogste belastingtarief dat iemand betaalt. ‘Het percentage belasting als je er 1 euro bij gooit. Een heffingskorting heeft een nivellerende invloed op de inkomensverdeling Het verlengen van de eerste belastingschijf heeft een denivellerende invloed op de inkomensverdeling. Vermogensrendementsheffing Net als over het inkomen uit arbeid (Box 1) wordt over het inkomen uit vermogen (Box 3) belasting geheven. Deze belasting heet vermogensrendementsheffing. Het heffingstarief bedraagt 30%. De belastingdienst hanteert echter niet het werkelijk verdiende inkomen uit vermogen, maar gaat uit van een fictief rendement van 4%. Over die 4% fictief rendement dient een heffing van 30% te worden betaald. De eigen woning valt daarbuiten en een deel van het vermogen is vrijgesteld van heffing. Berekening: Belastbaar vermogen = vermogen op 1 januari – vrijstelling. Fictief rendement = 0,04 x belastbaar vermogen. Vermogensrendementsheffing = 0,30 x fictief rendement.
Koophuis of huurhuis? Een hypothecaire lening of hypotheek(lening) is een geldlening met een lange looptijd met een onroerend goed. Huis is onderpand bij hypothecaire lening. Als de lener niet de afgesproken rente en aflossing betaalt, valt het onderpand toe aan de bank. In tegenstelling tot de VS waar met het overhandigen van de sleutel van het huis aan de bank de gehele schuld vereffend is, moet in Nederland de lener eventuele restschuld alsnog terug betalen. Koop Voordelen:
Comparatief voordeel: Iemand heeft een comparatief voordeel bij de taak waar hij in vergelijking met een ander het minst slecht in is. Omslagstelsel en kapitaaldekkingsstelsel De meeste particuliere en sociale verzekeringen werken volgens het omslagstelsel: de premies die ze nu ontvangen worden gebruikt om nu uitkeringen te doen. Pensioenen, levensverzekeringen en uitvaartverzekeringen werken volgens het kapitaaldekkingsstelsel. Gedurende een groot deel van het leven betalen mensen premies die door de verzekeraar belegd worden om later de uitkering te kunnen betalen. Er is hierbij weer sprake van ruilen over de tijd (men spaart voor later).
Alle mensen van 65 jaar en ouder ontvangen een AOW-uitkering op bestaansminimum. Dat betekent 70% van het minimumloon. Voor gehuwden of samenwonenden is de AOW-uitkering 100% van het minimumloon. Omslagstelsel en kapitaaldekkingsstelsel
Waardevast te maken: Aanpassen aan de inflatie (gemiddeld prijsniveau) koopkracht blijft gelijk Welvaartsvast te maken: Aanpassen aan de loonstijging Dekkingsgraad De pensioenfondsen ontvangen premiegelden die worden belegd in onder andere aandelen, obligaties en onroerend goed. Zo proberen zij dus meer geld ‘te maken’ om uit te keren. vermogen De dekkingsgraad= --------------------------------------------- x 100%. contant gemaakte uitkeringen Bij een dekkingsgraad van 100% is het vermogen net genoeg om alle uitkeringen te kunnen betalen. De overheid verlangt een dekkingsgraad van 105%.
Verzorgingsstaat Een samenleving waarin de overheid zorgt voor sociale zekerheid noemt men een verzorgingsstaat. In een verzorgingsstaat is de solidariteit tussen ziek en gezond, tussen jong en oud en tussen rijk en arm in de wet vastgelegd. Overdrachten tussen generaties In onderstaande figuur wordt ervan uitgegaan dat de consumptie tijdens de gehele levensloop op het zelfde niveau ligt. De werkende generatie betaalt de gehele consumptie. Er is sprake van een afdracht van de werkende generatie naar de niet werkende generaties. Dit proces verloopt via de overheid (belastingen en premies). Wat we tijdens de levensloop samen van de overheid ontvangen, weegt gemiddeld op tegen wat we tijdens de levensloop samen aan de overheid betalen.
productie worden de welvaartskansen van toekomstige generaties niet geschaad. Demografische veranderingen Sterke schommelingen in het geboortecijfer, het sterftecijfer of de levensverwachting kunnen grote veranderingen teweeg brengen in de overdrachten tussen generaties. Omdat jongeren en ouderen voor een belangrijk deel onderhouden worden door de werkende generatie kunnen er problemen ontstaan als de verhouding tussen het aantal werkenden en het aantal niet werkenden scheef groeit. Groene en grijze druk De mate van vergrijzing kan worden aangegeven met het begrip grijze druk. Dit is het aantal 65-plussers als percentage van het aantal 20-65-jarigen. (65+ : 20-65 x 100%) De mate van vergroening geven we aan met het begrip groene druk: het aantal jongeren tot 20 jaar als percentage van de bevolking van 20-65 jaar. (0-20 : 20-65 x 100%) De grijze en groende druk opgeteld wordt wel de demografische druk genoemd. De demografische druk geeft aan hoeveel jongeren en ouderen afhankelijk zijn van 100 personen in de leeftijd 20-65 jaar. De groep 20-65-jarigen bestaat uit werkenden of actieven (zij die een primair inkomen verdienen) en niet- werkenden zoals werklozen en arbeidsongeschikten. Kosten van vergrijzing De vergrijzing brengt hogere kosten met zich mee voor zorg en AOW-uitkeringen. Om de stijgende kosten van de vergrijzing op te vangen worden diverse oplossingen aangedragen zoals: