Docsity
Docsity

Prepare for your exams
Prepare for your exams

Study with the several resources on Docsity


Earn points to download
Earn points to download

Earn points by helping other students or get them with a premium plan


Guidelines and tips
Guidelines and tips

Indicatielijste ziektebeelden 2.3, Lecture notes of Parallel Computing and Programming

adsf - adsf

Typology: Lecture notes

2014/2015

Uploaded on 10/21/2015

tom_van_den_ende
tom_van_den_ende 🇬🇧

1 document

1 / 19

Toggle sidebar

This page cannot be seen from the preview

Don't miss anything!

bg1
Blok 2.3 Indicatielijstje , ziektebeelden
Kortademigheid
Oorzaken: longaandoening, metabole stoornissen, afwijkingen van het hart of van de
ademhalingsspieren, of worden veroorzaakt door psychische stoornissen.
Kortademigheid wisselt sterk bij astmapatiënten. Bij patienten met emfyseem staat
kortademigheid bij een geringe inspanning op de voorgrond. Patienten met een
pneumothorax of longfibrose hebben de sensatie van ernstige ademnood.
Diagnostiek oorzaak: anamnese, LO, thoraxfoto, bloedgasanalse en longfunctiemeting.
DD bij dyspneu/
pulmonaal: luchtwegen, longparenchym, longcirculatie, pleura
thoracaal: kyfoscoliose, ribfracturen, m. Bechterew.
Cardiaal : pompfalen, cardiomyopathie, percardvocht
niet-cardiorespiratoir (metabool,anemie, neurologisch, psychogeen] : diafragma
paralyse, neuromusculair
Hoesten
Mechanisme: Na een diepe inademing wordt door het sluiten van de glottis en het sterk
aanspannen van de ademhalingsspieren, een hoge intrathoracale druk opgebouwd. Door
de glottis plotseling te openen, ontstaat een hoge, explosieve luchtstroom.
Hemoptoë
Oorzaak: vaak een virale infectie, Rokershoest door chronische ontsteking van de
luchtwegen, chronisch longlijden, COPD, pneumonie, aspiratie (drugs-alcholhol
gebruik/neurologische patienten), sinusitis, afwijkingen in de long/mediastinum en
medicatie (ACE-remmers)
Bloed uit de lagere luchtwegen
Oorzaken afhankelijk van: leeftijd van de patient? Recente voorgeschiedenis/doorgemaakte
ziekten? chronische aandoeningen?
Veelvoorkomende oorzaken: bronchieectasieen, longkanker, infecties, longembolus,
aspiratie, corpus alienum, cardiale afwijkingen , bloedingsneiging (door medicatie).
Astma
Klachten:aanvallen van piepen, kortademigheid en hoesten.
Asymptomatische perioden wisselen af met aanvallen of komen bij chronische luchtweg obstructie.
Kortademigheid komt vlak na de inspanning.
Bij kinderen is vaak de bronchitis op de voorgrond.
Symptomen: Piepende ademhalin bij geforceerde uitademing, en ook bij toename obstructie tijden
de inademing piepen te horen.
Bij zeer ernstige aanvallen vrijwel geen ademgeruis te horen.
Ernst: onmogelijkheid om te liggen, slecht zeer korte zinnen of staccato spreken,
hulpademhalingsspieren gebruik, tachpnoe, tachycardie en pulsus paradoxus.
Vaak ook afwijkingen aan: ogen (rood en tranen), neus (verstopping, waterige afscheiding en niesbuien) en
huid (eczeem).
Onstaat in de luchtwegen: Inflammatie van de bronchiale wand zal ook het epithelium beinvloeden,
zenuwuiteindes stimuleren en neurale reflexen veroorzaken die de bronchospasme zullen
verergeren en verbreden.
Aanval: Begint met gevoel van nauwheid in de borstkas en een hoest. Inspiratoire en expiratoire
piepen. Expiratoire fase zal verlengen. Aan het eind van de aanval is vooral ernstig hoesten met
pf3
pf4
pf5
pf8
pf9
pfa
pfd
pfe
pff
pf12
pf13

Partial preview of the text

Download Indicatielijste ziektebeelden 2.3 and more Lecture notes Parallel Computing and Programming in PDF only on Docsity!

Blok 2.3 Indicatielijstje , ziektebeelden

Kortademigheid

• Oorzaken: longaandoening, metabole stoornissen, afwijkingen van het hart of van de

ademhalingsspieren, of worden veroorzaakt door psychische stoornissen.

• Kortademigheid wisselt sterk bij astmapatiënten. Bij patienten met emfyseem staat

kortademigheid bij een geringe inspanning op de voorgrond. Patienten met een

pneumothorax of longfibrose hebben de sensatie van ernstige ademnood.

• Diagnostiek oorzaak: anamnese, LO, thoraxfoto, bloedgasanalse en longfunctiemeting.

• DD bij dyspneu/

◦ pulmonaal: luchtwegen, longparenchym, longcirculatie, pleura

◦ thoracaal: kyfoscoliose, ribfracturen, m. Bechterew.

◦ Cardiaal : pompfalen, cardiomyopathie, percardvocht

◦ niet-cardiorespiratoir (metabool,anemie, neurologisch, psychogeen] : diafragma

paralyse, neuromusculair

Hoesten

• Mechanisme: Na een diepe inademing wordt door het sluiten van de glottis en het sterk

aanspannen van de ademhalingsspieren, een hoge intrathoracale druk opgebouwd. Door

de glottis plotseling te openen, ontstaat een hoge, explosieve luchtstroom.

Hemoptoë

• Oorzaak: vaak een virale infectie, Rokershoest door chronische ontsteking van de

luchtwegen, chronisch longlijden, COPD, pneumonie, aspiratie (drugs-alcholhol

gebruik/neurologische patienten), sinusitis, afwijkingen in de long/mediastinum en

medicatie (ACE-remmers)

• Bloed uit de lagere luchtwegen

• Oorzaken afhankelijk van: leeftijd van de patient? Recente voorgeschiedenis/doorgemaakte

ziekten? chronische aandoeningen?

• Veelvoorkomende oorzaken: bronchieectasieen, longkanker, infecties, longembolus,

aspiratie, corpus alienum, cardiale afwijkingen , bloedingsneiging (door medicatie).

Astma

  • Klachten:aanvallen van piepen, kortademigheid en hoesten. Asymptomatische perioden wisselen af met aanvallen of komen bij chronische luchtweg obstructie. Kortademigheid komt vlak na de inspanning. Bij kinderen is vaak de bronchitis op de voorgrond.
  • Symptomen: Piepende ademhalin bij geforceerde uitademing, en ook bij toename obstructie tijden de inademing piepen te horen. Bij zeer ernstige aanvallen vrijwel geen ademgeruis te horen. Ernst: onmogelijkheid om te liggen, slecht zeer korte zinnen of staccato spreken, hulpademhalingsspieren gebruik, tachpnoe, tachycardie en pulsus paradoxus. Vaak ook afwijkingen aan: ogen (rood en tranen), neus (verstopping, waterige afscheiding en niesbuien) en huid (eczeem).
  • Onstaat in de luchtwegen: Inflammatie van de bronchiale wand zal ook het epithelium beinvloeden, zenuwuiteindes stimuleren en neurale reflexen veroorzaken die de bronchospasme zullen verergeren en verbreden.
  • Aanval: Begint met gevoel van nauwheid in de borstkas en een hoest. Inspiratoire en expiratoire piepen. Expiratoire fase zal verlengen. Aan het eind van de aanval is vooral ernstig hoesten met

sputum (curshmann spirals mucusplugs, eosinophils and Charcot-leyden crystals)

  • Status Asthmaticus: is ernstige bronchoconstrictie dat niet reageert op de gebruikelijke medicijnen bij een astma aanval. - leiden aan hypoxie en hypercapnie (overmatig CO2), sommige overlijden - Behandeling: 1. zuurstof 2. farmacotherapeutische interventies: systemic corticosteroids & inhalatie bronchodilatators
  • Allergic Asthma:
  • Allergenen: pollen, dieren haar/vacht, huismijtstof
  • Vaak een correlatie met skin-test reactiviteit.
  • Vaak gaan de symptomen rond de 20e^ weg maar soms blijft het na je 30e^ nog.
  • Infectious asthma:
  • Een inflammatie van een virale verwekker kan een episode van bronchospasme veroorzaken.
  • verwekker: RSV (bij erg jonge kinderen), rhinovirus, influenza, parainfluenza.
  • Exercise-induced asthma:
  • Soms is inspanning de enige trigger tot een aanval.
  • Het ligt aan de mate van water en warmte verlies van het epitheel in de luchtweg.
  • Hoe sneller de ventilatie (bij hogere inspanning) en hoe kouder&droger de ingeademde lucht , hoe groter de kans op een astma aanval.
  • Occupational asthma: beroeps astma : bv katoentelers
  • Drug-induced asthma:
  • Komt vaak voor bij patienten met astma.
  • Gevoeligheid voor niet steroiden zoals aspirine. Een lage dosis is nodig bij deze mensen.
  • Rhinitis en nasale poliepen zijn ook veel voorkomend bij deze patienten.
  • Air pollution: leidt ook tot bronchospasme en astma
  • Emotional factors: net als bij astma: verergeren en verbreden van bronchospasme
  • Diagnostiek: ◦ Vaststellen van allergie berust op en goede anamnese, huidtest/serumIgE-test met inhalatieallergenen of een phadiatop-nepaling. ◦ Longfunctie: ▪ Piekstroommeting in de thuissituatie (PEF) ▪ Bepaling van de reversibiliteit van de luchtwegobstructie, door verbetering van het volume lucht dat geforceerd in één seconde wordt uitgeademd (FEV1) of van de PEF, nadat een kortwerkend beta-2-mimeticum geinhaleerd is. ▪ Bepaling van de bronchiale hyperreactiviteit door middel van het laten inhaleren van luchtwegvernauwende stoffen: dosis-effectrelatie.
  • Complicaties: ◦ Groei: groeiachterstand kunnen kinderen oplopen als gevolg van de ziekte en de behandeling met corticosteroiden. ◦ Pneumathorax: astmapatiënten hebben een hogere kans op pneumothorax. ◦ Irreversibele luchtwegobstructie: op oudere leeftijd
  • Therapie: (lees na in interne)

◦ Stap 1. Kortwerkend bèta-2-sympathicomimeticum ‘zo nodig’ bij intermitterend astma

(symptomen ≤ 2 keer per week). >60 jaar of bij een hartaandoening lichte voorkeur voor ipratropium. ◦ Stap 2. Lage dosis inhalatiecorticosteroïd (ICS) bij persisterend astma (symptomen > keer per week).

  • Verhoog desgewenst naar een matige dosis ICS.
  • Bij lokale bijwerkingen: dosisaerosol en inhalatiekamer, bij onvoldoende baat tijdelijk dosisverlaging of 1 dd doseren, of als dit niet helpt, een leukotrieenantagonist (LTRA, montelukast 1 dd 10 mg).
  • Behandeling: s'nachts laten ademen via een goed afsluiten neuskap waarin continu een overdruk heerst van enkele centimeres water (CPAP: continuos positive airway pressure) Centrale type
  • Berust op afwijkingen in de centrale aansturing van de ventilatie.
  • Onderzoek: in principe normale longfunctie.
  • 'De straf van Ondine ' wordt waarschijnlijk veroorzaak door autonome/metabole stoornissen waardoor de ademhalingregulatie is verdwenen.
  • bij kleine kinderen door onderontwikkeling
  • Bewust ademhalen gaat goed.
  • Behandeling: ademhalingsondersteuning tijdens slaap via een neuskap of tracheastoma. Hyperventilatie
  • Mechanisme: discrepantie tussen de metabole behoefte en de ventilatie, met als gevolg een daling van PCO2 in het bloed.
  • Doordat de patient zich bewust wordt van zijn ademhaling, kan de angst toenemen, met als gevolg sterkere hyperventilatie, verdere daling van de PCO2 en ten slotte bewustzijnsverlies.
  • Bij presentatie van hyperventilatie altijd somatische oorzaken uitsluiten: kan door pijn bij hartinfarct/ketoacidose bij DM. Ookal is het waarschijnlijk onderdeel van angst-en paniekstoornis.
  • Behandeling:
  • De waarde van 'rebreathing' door een plastic zakje is beperkt.
  • Vooral uitleg van hoe de klachten zijn ontstaan, aandacht voor psyschische factoren hebben meer baat. Pleuravocht
  • Bij pleuravocht onderscheidt men transudaat en exsudaat.
  • Transudaat: ◦ Onstaat veelal op basis van verandere drukverhoudingen in de capillaire circulatie in de pleura visceralis of patietalis. ◦ Oorzaken: (combi of apart) decompensatio cortis recht/links, overhydratie, obstructie van v. cava sup of een constrictieve pericarditis. Hypoproteinemie.
  • Exsudaat: ◦ Oorzaken: ▪ Infecties: Dit pleuravocht ontstaat meestal door de hogere permeabiliteit van de capillairen van de pleura visc. Als gevolg van de ontsteking en berust in de meeste gevallen niet op een infectie van de pleuraholte met S.pneumoniae. Bij ee stafylokokkenpneumonie is het pleuravocht vaak wel geinfecteerd met die micro- organisme. Ook tuberculose en Coxsackie-B-virus. Bij pus kan ook een empyeem ontstaan. ▪ Longinfarct ▪ Trauma ▪ Auto-immuunziekte ▪ Tumoren.
  • Diagnostiek: proefpunctie (ondergeleiding van echo), transudaat/exsudaat?, cytologie bij vermoeden maligniteit, thorascopie evt. , gramkleuring. Pneumothorax lucht in de pleuraholte, tussen de pleura paritalis en visceralis.
  • DD/slokdarmruptuur, longembolie en een astma-aanval [ afhankelijk van zijn leeftijd en longlijden, voorgeschiedenis.]
  • Diagnose: X-thorax, ECG (rechtsdraaiing afleidingen) en verlies voltage.
  • Riskfactors:
  • Roken.
  • Longaandoeningen kunnen medeverantwoordelijkheid hebben.
  • Soms is complicatie van longaandoeningen of interventies (bronchoscopie met een transbronchiale biopsie, percutane longbiopsie, beademing, reanimatie en plaatsing maagsonde.
  • Symptomen: pijn in aangedane thoraxhelft, kortademigheid
    • ernst is afhankelijk van de grootte pneumothorax, de druk in de holte en mate van de longfunctiestoornis. –-> ernstig kortademigheid, cyanose, tachycardie
  • Onderzoekbevindingen: verminderde ademexcursie, afgenomen ademgeruis, hypertympanie, symptoom van Hamman, sneeuwkraken door subcutaan emfyseem

• Therapie:

  • thoraxdrain / dunne katheter in de pleuraholte: 4e^ of 5e^ costaal ruimte (met waterslot systeem)
  • Spanningspneumothorax: klaplong: spoedinterventie: naald met een groot lumen/drain
  • Talk verstoven, pleurarubbing, pleuraectomie: verklevingen dankzij onstekingsreactie. COPD
  • 70% van de sterfte aan COPD het gevolg is van roken.
  • Riskfactors: roken, passief roken, luchtverontreiniging in het woonhuis of de werkomgeving, lage sociale status, virusinfecties, aanwezigheid van bronchiale hyperreactiviteit en van een allergie in de jeugd.
  • Alfa-1-antiproteasedeficientie is verantwoordelijk voor 1 tot 5% van alle COPD-gevallen op basis van emfyseem.
  • Klachten: kortademigheid continue maar neemt wel toe in intensiteit. Geringe inspanning en externe prikkels. Smorgens meer klachten dan s'middags bij emfyseem.
  • LO/ dyspnoe, ademhalingfrequentie verhoogt, het gebruik van hulpademhalingsspieren en inspiratiestand van de thorax.
  • emfyseem: vergrote voor-achterwaartse diameter van de thorax, klein hart bij percussie, zachte harttonen, laagstaand longgrenzen en een palpabele lever. 'Pursef-lip'ademhaling. Ausculatie: ademgeruis is te zacht en een verlengd experium.
  • Kijk voor extra bijkoment hartfalen vooral op oudere leeftijd. Kenmerken: toegenomen belasting rechter harthelft: vergrote rechter hartimpuls vlak onder het sternum, verhoogde centrale veneuze druk, vergrote lever en perifere oedeem.
  • Diagnostiek: ◦ Longfunctie: FEV1 is klein. In de meest zuivere vorm verbeterd de longfunctie niet bij toedienen van luchtwegverwijder. FEV1/VC <70%. ◦ GOLD-richtlijnen ◦ Voedingsstatus ◦ HRCT-scan is niet noodzakelijk, maar wordt wel vaak gedaan voor emfyseem ,COPD. ◦ ECG wordt gemaakt voor rechtbelasting beoordelen. ◦ Bloedgas: hypoxemie, alveolaire ventilatie (PCO2) en de metabole compensaitie van een eventuele resp. insuff.
  • Een hoog gehalte aan bicarbonaat in de bloedgasanalyse wijst op een reeds lang bestaande resp. insuff.
  • Bij sommige patienten is een hoog Hb en een verhoogde hematocriet aantoonbaar als een uiting van een reeds lang bestaande hypoxemie. ◦ Inspanningsvermorgen tijdens een fietsergometrie of looptest.
  • Beloop: de daling van de longfunctie in de tijd is kenmerkend voor COPD.
  • Complicaties: ◦ Exarcebaties: toename van kortademheidsklachten en sputumproductie ('acute on chronic'). Vaak is het frequent hoesten ineffectief en vermoeiend. Het slapen gaat slecht en veel patienten kunnen niet meer plat liggen. ◦ Respiratoire insufficientie In deze situatie kan een patient het taaie, etterige sputum niet meer ophoesten, de kortademigheid neemt toe en er ontstaat een resp. insuff. ▪ Verschijnselen: cyanose, vol zitten, sufheid, tekenen van uitputting, vermoeidheid, perifere vasodilatatie, rode ogen, tremoren, tekenen van toegenomen rechts decompesatie.

◦ soms op geleide van bloedspiegel: theofylline ◦ antibiotica geven bij sputumkweken ◦ op geleide van bloedgas zuurstof toedienen. Sarcoidose

  • Komt vooral voor bij jonge mensen, heeft geen voorkeur voor een bepaald geslacht en verdwijnt spontaan in 80-90% van de gevallen. Prevalentie: 10-40 gevallen per 100.000 inwoners. 80% is tussen 20-40jaar. Onder negroide bevolking liggen de prevalentie cijfers hoger en vaak verloopt ziekte dan ook ernstiger.

• Klachten en symptomen bij de acute vorm : extreme vermoeidheid, temperatuurverhoging,

gewrichtspijnen vooral in de enkels en huidafwijkingen die worden aangeduid met erythema nodosum*. Soms ook vergrote lymfeklieren rechts en in mindere mate links supraclaviculair vastgesteld. Ook de lever en de milt kunnen vergroot zijn. Een enkele keer worden bruinrode verkleuringen gezien. Soms manifesteert sarcoidose zich in een bestaande litteken.

  • rode, pijnlijke verhevenheden op de strekzijde van de onderbenen.

• Klachten en symptomen bij de chronische vorm: vermoeidheid. Kortademigheid als gevolg van

restrictieve longfunctiestoornissen door de longfibrose, soms in combinatie met een uitademingsstoornissen. Bij longfibrose worden crepitaties gehoord. De bevindingen bij auscultatie passen soms bij een chronische bronchitis. Bekend zijn afwijkingen aan de oorspeekselklier, iridocyclitis, ritmestoornissen of afwijkingen in het centrale zenuwstelsel.

  • Diagnostiek: ◦ Diagnostiek richt zich allereerst op het aantonen van niet-verkazen epitheloide granulomen in weefsel. Biopten behulp van fiberbronchoscoop transbronchiale biopten. ◦ Acuut: X-thorax : paratracheaal vaak hilusklieren en vergrote lymfeklieren. Uitgebreidere acute sarcoidose: afwijkingen in de periferen longvelden. ◦ Chronisch: X-thorax: diffuse, door de longverspreide afwijkingen gevonden. ◦ Kliniek en pathologie moeten bij elkaar passen voordat de waarschijnlijkheidsdiagnose sarcoidose kan worden gesteld. ◦ HR-CT: aard en uitgebreidheid van de longafwijkingen in beeld. ◦ MRI: sarcoidose in hersenen, spieren en botten. ◦ Lab: bloedbezinkingssnelheid is verhoogd. Immuunglobulinegehalte is verhoogd. Zelden hypercalciemie. Frequent hypercalcurie. ACE verhoogd bij acute sarcoidose. ◦ BAL: ontstekingsparameters meten. ◦ Nadere diagnostiek berust op het vervolgen van de thoraxfoto's, de longfunctie en de klachten. Vooral bij chronische vormen is het soms moeilijk vast te stellen of de afwijkingen berusten op een uitgebluste sarcoidose met fibrosevorming of op een actief immunologisch proces.
  • Therapie:
  • een afwachtend beleid
  • Gerichte behandeling: orale corticosteroiden langdurige kuur. Bij progressieve longafwijkingen en bij extrapulmonale afwijkigen (bv lever, milt, ogen, nieren , skelet, CZS, spieren of bij hypercalcienemie)
  • Resitentie corticosteroiden: dan cyclofosfamiden, methotrexaat, azathioprine en hydroxychloroquine. (soms ciclosporine A, maar werking niet zeker.) Longfibrose

• IPF begint meestal bij 50-60jaar, maar er is een grote spreiding in de leeftijd waarop de

ziekte kan beginnen. De prevalentie is 2 à 5 keer per 100.000 inworners.

• Oorzaken:

– Enkele medicamen, bv cytostatica (bluemycine), nitrofurantoine, amiodaron

– Expositie aan stof: silicose, beryllium, cadmium, nikkel,chroom en asbest.

• Klachten en symptomen

– kortademigheid bij inspanning. Deze wordt steeds erger naarmate de ziekte voorderd.

– Soms gaat dit beeld gepaard met koorts. Algemene malaise, vermagering en soms

gewrichtsklachten.

– Eindstadium: crepitaties te horen vooral eindinspiratoir (klittenbandgeruis).

– Vergevorderde stadia: ernstige hypoxemie: longfunctie ernstif restrictief gestoord, met lage

longvolumina en stoornissen in diffusiecapaciteit.

• Diagnostiek:

– LO/ een snelle oppervlakkige ademhaling. Crepitaties of krakende geluiden. Trommelstokvingers

en horlogeglasnagels. Aanwijzingen voor een systeemziekte.

– Histologie: transbronchiale/open long biopsie –-> microscopisch onderzoek laten een exsudaat

van de alveoli gezien met een sterke neiging tot fibrose.

Op basis van het histologisch onderzoek kan een onderscheid worden gemaakt tussen patienten et

een 'usual interstitial pneumonia' (UIP) en patienten met een 'non-specific interstitial

pneumonia'(NSIP).

– Röntgenonderzoek: thoraxfoto en HR-Ctscan (honeycombing).

– longfunctie: longvolumina te klein t.o.v. leeftijd,lengte en geslacht. De diffusiecapaciteit is

verlaagd en de longen zijn te stug, en dit betekent dat een grote druk moet worden geleverd om

een kleine verandering in het longvolume te verkrijgen.

– Arteriele bloedgassen. Een vroeg verschijnsel van longfibrose is een daling van de PO2 bij

inspanning. Met behulp van Fietserergometrie.

– BAL (bronchoalveolaire lavage)

• Prognose: 5jaars-overlevering is 50%. Reactie op corticosteroiden is voor 20%. De prognose

van patienten met een NSIP is veel beter dan van patienten met een UIP.

• Complicaties: resp. insuff. Met ernstige cyanose, tachypnoe en een grote zuurstfbehoefte.

Infectie. Pneumothorax. Rechtsbelasting.

• Therapie:

– De behandeling bestaat uit 60 microgram prednison per dag gedurende één tot twee maanden.

– Als er geen respons is op de hoge doseringen prednison en aziathioprine, kan cyclofosfamide

worden toegevoegd.

– In het eindstadium van de ziekte moet continu zuurstof worden voorgeschreven om de kwaliteit van

leven te verbeteren. Bij een beperkt aantal patienten is een longtransplantatie (eenzijdig of

dubbelzijdig) een mogelijkheid.

Collageenziekten

Reumatoide artiritis (RA)

• longafwijkingen zoals pleuritis, bronchiolitis obliterand, vasculitis, fibrose,

bronchiectasieen en reumanoduli.

• Vooral een pleuritis met pleuravocht komt voor: maar deze vocht gaat vanzelf weg

in een paar maanden.

Afwijkingen in longparenchym: ronde haarden zichtbaar (noduli) die meestal

perifeer zijn gelokaliseerd. Deze verdwijnen soms spontaan.

• Een enkele maal ontstaat een alveolitis, die soms kan uitmonden in longfibrose.

• Zeldzaam: een obliteratieve bronchiolitis. (kan makkelijk verward worden met

astma, vooral door uitademingsstoornis). Opvallend is dat het niet reageert op

luchtwegverwijders en corticosteroiden.

• Bij gebruik van TNFalfa voor RA , hebben patienten een sterk toegenomen

infectiegevoeligheid voor virale en bacteriele verwekkers als mycologische en vaak

◦ Radiologie: verminderde luchthoudendheid (infiltraten) en een enkele maal solitaire of

mulipele grote ronde verdichtngen, soms met holtevorming ten gevolge van necrose.

◦ Nierfunctieonderzoek: 40% is de functie gestoord door nefritis.

◦ Lab: bepaling van AVCA (antineutrofiele cytoplasmatische autoantistoffen). C-Anca vaak

positief.

• Afhankelijk van de presentatie: DD/ infectie, sarcoidose, longkanker, auto-immuun,

syndroom van goodpasture, geneesmiddelovergevoeligheid.

• Therapie: Orale corticosteroiden en cyclofosfamide. De behandeling wordt mede bepaald

door de hoogte van de ANCA-spiegels.

• Prognose: meer dan 80% van de patienten overleefd de aandoening na langdurige

behandeling.

Ziekte van Churgstraus

  • vaak infiltraten, extreme eosinofilie (kan aanleiding zijn voor ritmestoornissen en pompfunctiestoornissen), mononeuritis, gastro-enteraal bloedverlies. P-ANCA is positief.
  • DD/astma, eosinofiele longziekten, auto-immuunaandoening

• Therapie: corticosteroiden in hoge dosering.

Eosinofiele longziekten

• idiopathisch: Loffler-syndroom. Kortademigheid, hypereosinofiel syndroom, een niet-productieve

hoest en soms hemoptoe. De meeste vormen zijn 'self-limiting', bijnnen 1-2 weken. Gevaar: levensbedreigende invasie door eosinofiele cellen door het invasie van het hart.

• Drug-induced: longaandoeningen als gevolg van medicijngebruik verdwijnen meestal binnen 1-

weken.

  • Parasitair

• schimmels: Aspergillus fumigatus: die een allergische bronchopulmonale aspergillose kan

veroorzaken.

  • Auto-immuunziekte
  • Vasculitis Zeldzame longparenchymafwijkingen Deze enemfyseem leiden tot verlies van longweefsel. Lymfanioleiomyomatose
  • Deze zeldzame ziekte wordt gekenmerkt door een woekering van gladde spiercelle in het longparenchym, de luchtwegen en rond de lymfebanen. Gedacht wordt dat deze ziekte het gevolg is van tubereuze sclerose.
  • Komt voor bij jonge vrouwen en vaak tijdens zwangerschap. Suggestie dat de ziekte wordt beinvloedt door hormonen.
  • Klachten: kortademigheid. Pneumothorax, hemoptoe of chylothorax zijn de eerste uitingen.
  • Diagnose: ◦ afwijkigen op X-thorax ◦ Echogram /Ctscan abdomen: vaak afwijkingen te zien retroperitoneaal ▪ Talrijke cysten in longweefsel zichtbaar bij rontgenonderzoek. Pulmonale langerhans-cel-granulomatose of histiocytose X
  • voorkeursplaatsen: longen en skeletspieren
  • Onderzoek: ◦ HR-Ctscan: grote cysten in longparenchym.
  • Diagnose: X-thorax. Pneumothorax vaak eerste verschijnsel.
  • De aandoening komt vooral voor bij rokers, maar mogelijk speelt ook expositie in bepaalde

beroepen een rol. Bij een aantal patienten ontstaat op den duur een malignitiet in de longen. Alveolaire aandoeningen

• Alveolaire proteinose: stapelingsziekte wat zorgt voor teveel surfactact in de alveoli en stoornissen

in gastransport meebrengt. Geeft wolkige afwijkingen op de X-thoraxfoto en bij lab: LDH-gehalte. Behandeling GM-CSF. [waarschijnlijk auto-immuunziekte]

• Alveolaire microlithiasis: ziet men een typisch röntgenbeeld met kalkafzetting in de alveoli. In

meeste gevallen weinig klachten.

• Syndroom van Goodpasture: Oorzaak zijn antilichamen gericht tegen basale membranen. Klachten:

hemoptoe, kortademigheid en alveolaire infiltraten op de thoraxfoto. Bij de klassieke vorm komen ook nierafwijkingen voor, maar de afwijkingen in de longen lopen niet altijd parallel met de afwijkingen in de nieren. Sinusitis

  • Onsteking van de neusbijholten komt vaak voor als complicatie van een virale ontsteking van de bovenste luchtwegen.
  • Een chronische sinusitis kan berusten op een systeemaandoening, zoals het immotiele- ciliassyndroom, CF of ziekte van wegener.
  • Klachten: gekenmerkt door pijn in het aangezicht, hoofdpijn en een purulente neusafvloed. Vaak ook koorts.
  • Diagnose: Allereerst op het klinisch beeld. Vervolgens röntgenfoto waarbij de dikte van het slijmvlies en de mate van luchthoudendheid van de holten worden beoordeeld.
  • Therapie: allereerst gericht op een goede drainage van de sinussen door het slijmvlies te laten slinken door lokale toediening van medicijnen met een sterke vasoconstrictieve werking. ◦ Hiervoor : heet water stoom met kamille. ◦ Vooral bij allergie-patienten ook corticosteroiden als spray of als nevel. ◦ Bij bacterie antibiotica voorschijven ◦ Drainage onvoldoende dan doorverwijzing naar KNO-arts. Virale infecties
  • De meeste virale infecties worden overgebracht via gecontamineerde druppels uit mondholte of luchtwegen.
  • Klachten: neusverstopping, waterige of mucoide neusafvloed en een pijnlijke, opgezette keel. Heesheid en pijn achter het borstbeen. Vaak niet productieve hoest. ◦ Een deel van de symptomen blijft beperkt tot keel, stembanden (heesheid) en trachea: een dergelijk beeld wordt ook wel aangeduid als angina, laryngitis en tracheatitis. ◦ Hoesten vooral geprovoceerd door temperatuurwisseling, praten en expositie aan sigarettenrook. ◦ Men spreekt van griep als de patient ook algemene verschijnselen heeft als koorts, spier- en gewrichtspijn. ◦ Vooral bij kinderen reageren op virale infecties vaak met piepen op de borst. Het RS-virus en adenovirussen zijn mogelijk mede oorzaak van astma-exacerbaties bij kinderen. Van de kinderen die bij een virale infectie reageren met piepen op de borst, hebben de ouder in de meeste gevallen astma. Ook bij oudere COPD-patienten zijn virale infectiesin veel gevallen de oorzaak van een exacerbaties. ▪ Bij kinderen veroorzaakt waarschijnlijk een virusinfectie IgE-antilichaam productie.
  • Therapie: ◦ in meeste gevallen zijn de symptomen in 1 a 2 weken verlopen, al blijven de hoestklachten soms langer bestaan. ◦ Laatste jaren preventie en behandeling influenza: neuraminidaseremmers, oseltamivir en zanamivir. ◦ COPD/Astmapatienten: behandeling met inhalatiecorticosteroiden of een korte

◦ DD/ longinfarct, systeemziekte, maligniteit, immunologische afwijkingen, bestralingsreactie, decompesatio cordis. Community acquired pneumonie

  • 10-20% wordt veroorzaakt: Mycoplasma, Chlamydia psittaci, Chlamydia pneumoniae, Legionella of Coxiella burnetii. (Atypische pneumonie). Typische: S.pneumoniae ◦ Mocht er sprake zijn van gramnegatieve bacterie, zoals Klebsiella pneumoniae: Denk dan aan aspiratiepneumonie.
  • Klachten: koorts, pijnlijk hoesten met of zonder sputumproductie en/of verscherpt ademgeruis met of zonder crepiteren over de longen, pleurapijn, verwardheid en een leukocytose. Pijn op de borst.
  • Diagnostiek: ◦ Röntgen: laat afwijkingen zien door verminderde luchthoudendheid van het longparenchym. 1 of 2 infiltraten, en vaak NIET beperkt tot een kwab. ◦ Vaak ook een herpes-labiales-infectie ◦ LO/aanwijzingen voor een longinfiltraat bij een open bronchus. ◦ Lab/ leukocytose, linksverschuiving. ◦ Grampreparaat, kweek of antigeendetectie in de urine ◦ Ook moet een risicoinschatting worden gemaakt om te kijken waar de behandeling moet worden uitgevoerd.
  • Therapie: ◦ Keuze antibiotica hangt af van het klinisch beeld, evt. onderliggende aandoening, eerste lab.uitslagen en het resultaat van het sputumonderzoek. ◦ Klinisch beloop goed in de gaten houden: toestand kan eerste 24-48 uur erg verslechteren. ◦ IC opname: bij 1-2 major criteria OF 2-3 minorcriteria ◦ Zogenoemde empirische therapie: benzylpenicilline of een penicillinederivaat (amoxicilline) ◦ Q-koorts behandelen met doxycycline en de rest van de atypische pneumonien behandelen met erytromycine. ◦ Stafylokokkenpneumonie : (flu)cloxacilline 6x 2g , met combi van gentamicine 3x 0,08g [intraveneus] ◦ Ook denken aan: hydratie, luchtwegobstructie (complicatie resp. insuff.), fysiotherapie voor sputumdrainage en luchtwegobstructie tegengaan. Ziekenhuispneumonie
  • Vaak voorkomend op de IC.
  • Verwekkers: ◦ Vaak gramnegatieve bacterien: E. coli, Proteus spp., Klebsiella spp. En Pseudomonas spp.
  • Diagnostiek: kweken van bloed, sputum en urine. Geen sputum? Dan door middel van bronchoscopie materiaal halen.
  • Therapie: ◦ cefalosporinen van de tweede en derde generatie, vaak in combi met een aminoglycoside. ◦ Pseudomonas vaak met cefuroxim of penicilline met een smal spectrum, combi aminoglycoside. ◦ Hygiene maar dus ook adequate antibiotica tegen verwekkers. Aspiratiepneumonie
  • Oorzaak is vaak aspiratie van maaginhoud. Infectie dankzij een mengflora aerobe en anaerobe micro-organisme.
  • Verwekkers: ◦ Altijd rekeninghouden met gramnegatieve bacterien in ziekenhuis en Abgebruik.
  • Therapie: ◦ benylpenicilline, gecombineerd met een aminoglycoside. ◦ In het ziekenhuis: metronidazol in combi met aminoglycoside of clindamycine met een aminoglycoside. ◦ Bij een luchtwegobstructie: corticosteroiden en bronchusverwijders.

Longabces

  • Oorzaken: aspiratie, verminderde klaring van materiaal uit de luchtwegen en necrose van longparencym door een longembolie. Sputumproductie en een riekende ademhaling.
  • Symptomen: koorts, zweten, gewichtsverlies en pijn op de borst als gevolg van een pleuraprikkeling.
  • Diagnostiek: Rontgen laat een typisch beeld zien.
  • De verschijnselen zijn houdingsafhankelijk.
  • Therapie: anaerobe bacterien en aerobe flora. Drainage en antibiotica
  • Verwekkers: S. aureus, Klebsiella pneumoniae en E. coli. Pleuraempyeem
  • Diagnostiek: Bramkleuring pleuravocht laat micro-organismen zien, groot gehalte neutrofiele leukocyten is aanwezig, laag gehalte glucose en hoog gehalte LDL.
  • Oorzaak: pneumonie, vooral aspiratiepneumonie. Of soms longchirurgie.
  • Therapie: drainage en antibiotica. pneumonie bij de 'compromised host'
  • Diagnostiek: sputumonderzoek, serologisch onderzoek gericht op mogelijke verwekkers, evt. aangevuld met bloedkweken. Bij ernstig zieke patient: aanvullen met bronchoscopie/percutane longpunctie of zelfs een open longbiopsie om materiaal te verzamelen voor bacteriologisch onderzoek.
  • Bij 80% van de HIVgeinfecteerde ontstaat een Pneumocystis-carinii-infectie. Een goede profylaxe heeft het kunnen reduceren.
  • Therapie: ◦ Aspergillus-pneumonie: amfotericine B, 0,3 mg/kg/dag , vervolgens dosis verhogen tot 1mg/kg/dag. Hogere doseringen gaan in liposomen. Tuberculose
  • In NL elk jaar ca.1600 nieuwe gevallen. Ongeveer 50% is van buitenlandse afkomst. Men neemt aan dat een tbc-patient in staat is om 10 personen per jaar te besmetten. Ongeveer 10% van de besmette mensen worden ook klinisch ziek.
  • Uitingen: ◦ orgaan tuberculose, pleuritis, millaire tbc. ◦ Lymfeklier tuberculose, werveltbc, gewrichtstbc, meningitis en cerebrale tbc ◦ tuberculose van de tractus urogenitalis
  • Klachten: gewichtsverlies, algemene malaise, toenemende kortademigheid, koorts, hoesten, hemoptoe en meningeale prikkeling. Een enkele keer erythema nodosum. Vaak zijn de klachten niet erg specifiek.
  • Diagnostiek: ◦ Op de thoraxfoto is het beeld te zien van korrelstructuren/ cavernen ◦ sputumonderzoek: auraminekleuring of een Ziehl-Neelsen-kleuring. Dit kan ook door liquor, maaginhoud of uitvloed van een fistel.

▪ PCR-techniek

◦ een positieve PPD-reactie: ongeveer 75% vd patienten met een actieve tbc heeft een positieve huidtest.

  • Therapie: ◦ Eerste twee maanden, intensieve fase: isoniazide (5mg/kg), rifampicine (10-15 mg/kg) en pyrazinamide (25-30 mg/kg). ◦ De laatste vier maanden alleen isoniozide en rifampicine. Aspergillus fumigatus
  • Voorgeschiedenis: tubc, sarcoidose, bronchiectasieen en/of bullae in de voorgeschiedenis.
  • Alle patienten sterven als gevolg van respiratoire insufficientie op basis van recidiverende luchtweginfecties met progressieve destructie van luchtwegen (bronchiëctasieën) en vervolgens van longparenchym.
  • Autosomaal recessieve : een prevalentie in het blanke ras van 1 op 3300. Heterozygote 1:25. DNA mutatie in CFTR= cystic fibrosis transmembrane conductance regulator, deze mutatie in 66% van de patienten te vinden.
  • Diagnostiek: ◦ Zweettest, onder gestandaardiseerde omstandigheden worden de hoeveelheid Na en Cl in zweet bepaald. ◦ Aanvullend is genetisch onderzoek worden uitgevoerd naar de onderliggende mutatie.
  • Stoornissen in organen: ◦ Longen en luchtwegen - Infecties: H. influenza, S. aureus en Pseudomonas-stammen, Burkholderia pseudomalei, Aspergillus fumigatus. ◦ Soms zijn er atypische verwekkers in het sputum te vinden. - Soms door aspergillus ABPA. - Longfunctiestoornissen: ◦ obstructie, eerst in de kleinere luchtwegen en later ernstige bronchus. ◦ Bronchieectassieen ◦ De flow-volumecurve toont een sterk verminderde eindexperitoire luchtstroom met ernstige stoornissen in de ventilatie-perfusieverhoudingen. In de eindfase van de ziekte is de PO2 laag en de PCO2 hoog. ◦ Atelectase: collaps in alveoli door tekort aan luchttoevoer dankzij sputumretentie. ◦ Hemoptoe ◦ Pneumothorax –-> overweeg dan pleurarubbing. ◦ Resp. insuff. In eerste instantie partieel met daling van de zuurstofspanning, daarna totaal met daarnaast een CO2-stijging. ◦ Andere orgaansystemen: ▪ Tractus digestivus - 5% lijd ook aan levercirhose. Soms komen ze in aanmerking voor levertransplantatie maar dat hangt af van de longfunctie. - Fecesimpactie: darmobstructie(vaak door immobilisatie). Behandeling vaak klysma's, bestanddelen zijn oraal N-acetylcysteine of olie. - 90%lijd aan een pancreasinsufficientie. Vetresoprtie is sterk verminderd (vette ontlasting dus). Daardoor veel calorieverlies en vetvitamen (A,D,E,K) wat een groeiachterstand veroorzaakt. 50 % van de volwassenen krijgen ook nog een DM erbij. ◦ Vroegtijdige correctie van te hoge bloedsuikers met insuline beperkt het energieverlies en vermindert het aantal luchtweginfecties.
  • Prognose: mediane overleving ligt rond de 30jaar.
  • Therapie: ◦ Bestrijding van infecties en longschade beperken. Soms een VAP (venous acces port) voor toediening van antibiotica in thuissituatie. ◦ Optimale mucocilaire klaring door fysiotherapie, spray en van mucolytica en/of DNA-ase. ◦ Goed lichaamsgewicht ◦ Sputummobilisatie ◦ Binnen hun beperking: sporten en bewegen ◦ Dubbelzijdige longtransplantatie? ◦ Toekomst is gentherapie. Longembolie
  • Oorzaken: losgelaten stolsel ◦ van een veneuze trombus in een been- of bekkenvene. ◦ Ook bij boezemfibrilleren ◦ Daarnaast kan een embolus bestaan uit vet, vruchtwater, tumoren en parasieten. Dergelijke embolieën. Zeldzaam maar veroorzaakt door vruchtwaterembolie bij solutio placentae, vetembolie na een trauma en parasietaire embolie bij een infectie.
  • Symptomen: plotselinge dyspnoe, pijn op de borst bij een perifere embolus met pleuraprikkeling van de pleura parietalis, hemoptoe, tensiedaling en eventueel collaps. Zeer aspecifieke klachten. Blijvende schade leidt tot pulmonale hypertensie. ▪ Bij een acute grote longembolie: meestal plotseling onwel, hoest en hemptoe.
  • De ademhaling is vaak oppervlakkingm mede als gevolg van de pleurapijn
  • meestal een verhoging tot 38 graden , enkele dagen lang na het ontstaan van de embolie. ▪ Chronische longembolie: wordt vooral gezien door onbegrepen klachten bij kortademigheid bij inspanning of tekenen van pulmonale hypertensie.
  • Enkele keer is pleurawrijving hoorbaar.
  • Diagnostiek: ◦ Allereerst een thoraxfoto en ECG. Tevens ook een arteriele bloedgaswaarden. ◦ Echocardiografie vervolgens om rechtsbelasting uit te sluiten. Schatting maken op een tricuspidalisinsufficientie? ▪ Voorgeschiedenis is erg belangrijk: lang berust, operatie, zwangerschap, pilgebruik, overgewicht en familieanamnese. Ook lange vliegreizen. ▪ Perfusiescan wordt alleen gedaan bij een totaal niet afwijkende thoraxfoto. ▪ Echodopller: trombose in de diepe venen op te sporen. ▪ Spiraal CT-scan voor a.pulmonalis en de perifere takken ervan. Pulmonalisangiografie is hierdoor vervangen. ▪ MRI nog niet.. –-> check dit na in de HC? ▪ D-dimeertest –-> negatieve dimeer geeft uitsluitsel voor 99%
  • Mortaliteit is 30% maar kan bij therapie worden teruggedrongen tot 0%.
  • Levensbedreigende situatie is bij ernstige hypoxemie en/of ernstige rechtsbelasting van het hart met circulatoire problemen.
  • Riskfactors:

◦ 3 situaties: 1) verandering van de samenstelling van het bloed 2) veranderingen van de

stroomsnelheid 3) veranderingen van de vaatwand. ◦ Genetische aandoeningen, pilgebruik, hormoonsubstitutie, kanker, chirurgie.

  • Therapie: ◦ Recombinant-weefselplasminogeenactivator, r-t-PA : bloedingscomplicaties ◦ Chirurgisch trombus verwijderen. ◦ Laagmoleculaire-gewicht-heparine subcutaan : orale anticoagulantia ◦ profylaxe: preventief behandelen met laagmoleculair-gewicht-heparinepreparaten. ◦ De laatste jaren komen effectieve geneesmiddelen op de markt die de druk in de arteria pulmonalis kunnen verlagen. Longkanker
  • Oorzaken: ◦ Tabaksindustrie ◦ Asbest, nikkel en chroom. Gechloreerde koolwaterstoffen en benzeen. ◦ COPD (zeker in combinatie met roken)
  • In de kliniek wordt vaak gebruik gemaakt van de verdeling: kleincellige en niet-kleincellige bronchuscarcinomen.
  • Presentatie: vaak pas laat met grote tumoren, doordat longen over het algemeen stille organen zijn.
  • Alarmsymptomen:

▪ Behandeling: puncteren of chirurgisch drainren. ◦ Vena-cava superior syndroom. De behandelingsmogelijkheden zijn beperkt en bestaan uit chemotherapie, bestraling en het plaatsen van een stent. Het effect van ontstollen ter vermindering van de klachten is niet bekend. ◦ Bloeding. Van geringe hemoptoe tot een massale longbloeding. ◦ Obstructiepneumie en longabces. Distaal van een pneumonie ontstaat een obstructie. Abcedering komt relatief weinig voor. ▪ Meestal reageert deze goed op corticosteroiden en antibiotica. ◦ Pijn. Vooral bij doorgroei door de borstwand en zo aantasting van botstructuren veroorzaakt. ◦ Metastasen op afstand. Hersenmetasasen en botmetastasen. ▪ Behandeling:

  • Radiotherapie ter voorkoming van pathologische fracturen in dragende botten.
  • Radiotherapie en chirurgische decopressie bij een dreigende dwarslaesie. ◦ Paraneoplastische syndromen. Neuropathieen of myopathieen.

▪ Syndroom van Lambert-Eaton: Myasthenia gravis

▪ hypertrofisch pulmonale osteoarthropathie, Syndroom van Pierre Marie-Bamberger: ernstige pijn, oedeem ter hoogte van de distale delen van extremiteiten en clubbing vingers. ◦ Klachten door hormoonvorming.

  • Therapie: ◦ Niet-kleincellige bronchuscarcinoom ▪ Stadium 1 en 2 - Chirurgie: 5jaars-overleving van ongeveer 50%. Wellicht prognose verbeteren door vooraf/achter chemotherapie te geven (5% betere prognose). ▪ Stadium 3 - Chemotherapie en radiotherapie - Prognose: 15%-30% , met hoge dosis raduitherapie, toevoeging van platinabevattende chemotherapie, gelijktijdige chemotherapie. ▪ Stadium 4 - Chemotherapie ▪ Vaak wordt er er palliatieve radiotherapie gegeven aan patienten met klachten ten gevolg van (perifere) longtumoren die niet in aanmerking komen voor longchirurgie en/of chemotherapie. - Lasertherapie - stent plaatsing - brachytherapie ◦ Kleincellig bronchuscarcinoom: ▪ Carcinoom beperkt zich tot de thorax: chemotherapie met radiotherapie - meer dan 5 jaar-overleving: 10 tot 15% ▪ Carcinoom buiten de thorax: is chemotherapie. - Tweejaarsoverleving is minder dan 10%.